In 1986, was Byron Kathleen Reid (beter bekend als
‘Katie’) op een dood punt in haar leven beland. De
laatste tien jaar was ze steeds meer paranoïde, bozer en
depressiever geworden. Ze bleef vaak weken achtereen
in bed, bang om naar buiten te gaan. Soms kon ze niet
eens haar tanden poetsen. En toen werd Katie op een
ochtend plotseling wakker met een totaal andere kijk
op de werkelijkheid, zonder enig besef van wie of wat ze
was.
Er bestond geen ik. ‘Het leek alsof iets anders wakker
was geworden. Het opende zijn ogen. Het keek door
Katies ogen. Alles was onherkenbaar. En het genoot!
Het was bedwelmd door vreugde. Niets stond er los van
of was onacceptabel.’
In Katie was een woordeloos proces van onderzoek ontwaakt dat al haar lijden liet oplossen.